‘Inclusiedans’, van deze term heb je vast inmiddels wel eens gehoord. In 2013 kwam ik hem voor het eerst tegen en moest ik vaak uitleggen wat het was. Een term die uit de UK overvloog en vaak wordt gebruikt om duidelijk te maken dat het gaat over dans voor en met mensen met een beperking in de breedste zin van het woord. Zo is er ook de term integrated dance, alleen deze wordt minder vaak gebruikt. Anderen hebben het weer over community dance. Deze laatste is een wat ruimer omvattend begrip die verbonden o.a. is aan de community arts beweging uit de jaren 60 te Engeland.
Community arts
Zoals LKCA het kort omschrijft: De term ‘community arts’ staat voor kunstzinnige projecten in de wijk of gemeenschap, waarin burgers actief participeren, met als doel meestal de leefbaarheid of sociale cohesie. De projecten kunnen ontstaan op initiatief van de betrokken kunstenaar(s), van de burgers en/of van externe opdrachtgevers zoals gemeenten. Vorm en inhoud kunnen sterk uiteenlopen. Vlaanderen gebruikt meestal de term sociaal-artistieke projecten. Tegenwoordig wordt vaak ‘participatieve kunstpraktijken’ gebruikt.
In 2013 gebruikte ik dit begrip inclusiedans om duidelijk te maken waarmee ik bezig was en om te leunen op wat er al was. en vooral ook te leunen op het begrip inclusie wat voor mij alles omvattend was. Mensen hadden totaal geen beeld van wat ik deed. Het duiden was fijn. Zo kon ik een burg slaan tussen wat men kende en nog niet kende. En vergeet niet, meestal omdat ik geen betere term kon verzinnen… Jammer genoeg is er bijna ook geen literatuur over inclusiedans en hoe deze term en sommige hierboven genoemde termen artistieke of sociale discourses te weeg brengen.
Een gevecht
Er is altijd een gevecht geweest rondom communicatie en het benoemen van mijn werk. Niks geks want collega’s in de UK en andere Engelstalige landen waar de termen langer geadopteerd en gebruikt zijn, kampen hier ook mee. De vocabulaire is gewoon heel lastig omdat er veel sociale en politieke lading in deze woorden en termen zit. Altijd weer op nieuw heb ik inclusie moeten uitleggen, maar vooral ook waarom mijn werk artistiek is. Altijd weer opnieuw moet ik mezelf bewijzen en de dansers ook, dat wat we doen artistiek is… En ja, helaas bleef het vaak bij uitleggen omdat programmeurs en andere poortwachters vaak niet komen kijken of geen plek bieden om te try-outen of enig andere mogelijkheid bieden. Denk ook aan fondsaanvragen waar je vaak op tekst, het jargon en de vocabulaire waarin je in schrijft, een go of no go krijgt. Uiteindelijk is het een cirkel die doorbroken moet worden. En in mijn geval doorbroken lijkt te zijn. Keer op keer probeerde ik mijn werk opnieuw te framen. Na 2015 begon ik met het woord ‘gemixt’, mede omdat ik mijn werk niet in de community arts vond passen. In Nederland merkte ik dat ‘inclusiedans’ vaak onder de community arts viel. Sociaal-Artistiek vind ik beter passen, maar dan zou ik graag de woorden omdraaien naar Artistiek- Sociaal. Continue balanceer ik op een lijn tussen sociaal en artistiek. Of je zou kunnen zeggen dat het werk hoe dan ook altijd een sociale lading heeft ongeacht wat je doet, echter ligt mijn focus op gewoon op kunst maken.
Het uitgangspunt
Mijn uitgangspunt om werk te maken is niet altijd perse het sociale aspect, of de impact die er op social niveau plaatsvindt. Zoals ik al zei dit gebeurd hoe dan ook wel. En ben ik oprecht geïnteresseerd in al die individuen die mijn werk uitvoeren. En natuurlijk blijft het belangrijk om hier bewust van te zijn… Binnen het sociale domein werkt men meestal met mensen die zich in een positie van sociale uitsluiting bevinden of specifiek in een doel- publieksgroep vallen. En dit wil ik niet altijd even expliciet benoemen. Waarom zou ik, maakt het uit? En deze uitsluiting is ook niet hetgeen waar ik, of mensen waarmee ik werk me op willen focussen. We focussen op wat we kunnen maken en hoe we een concept kunnen verdiepen. Wellicht was dit in 2013 zo omdat ik via deze weg mensen kon bereiken.
Een stroming
Langzamerhand zie ik dat ‘inclusiedans’ een stroming aan het worden is. Dit is positief want er vind een erkenning plaats. Programmeurs en of publiek beginnen het te herkennen. Het is wel jammer dat er een overeenkomstige eigenheid in stijl en inhoud ontstaat, waardoor het lastiger is uit te breken of een eigenheid te vinden binnen de stroming. Het wel of niet benoemen van het woord inclusie of beperking is aan ieder om te kiezen. Soms is het nodig en soms heeft het geen meerwaarde. Het is zeer afhankelijk van de context.
Maar laat ik toch afsluiten met het feit dat woorden, termen en stromingen moeten ontstaan om weer een weg vrij te maken. Zo ontstaan er weer nieuwe modellen, werkwijzen, onderzoeken en theorieën. Er is niks mis met benoemen wat is. Woorden een functie geven en het probleem verwoorden zal ons in de sector helpen het gevecht met termen als inclusie, inclusiedans en of beperking aan te gaan. Hierdoor kunnen we op meerdere niveau’s of lagen er naar kijken.